In 1970 verscheen de elpee Lick my decals off, baby van Captain Beefheart. Ik was veertien, had Beefheart net ontdekt via Zappa, die ik weer had ontdekt via een oom die fotografeerde en de muziek een beetje bij hield. Hij nam op zijn bandrecorder Supercleandreammachine integraal op en tijdens het oppassen op mijn neefjes luisterde ik zo naar Pink Floyd, Jefferson Airplane en dus ook naar Zappa.
Het was mijn muziek niet. Zappa niet en Beefheart ook niet. Mijn oren waren net een beetje gewend aan Led Zeppelin en The Doors. Zappa en Beefheart vond ik te moeilijk. Ik snapte die muziek niet.
Maar die titel, die intrigeerde. Die suggereerde iets heel geils. Mijn woordenboek kende geen decals. Zelfs mijn leraar Engels kende het woord niet zodat ik tot op de dag van gisteren heb aangenomen dat het een slang-woord was voor ballen. Testikels dus, geen voetballen.
Gisteravond moest ik terugdenken aan die decals. Ik bezocht Low Yo Yo Stuff van het Noord Nederlands Toneel, een voorstelling over Beefheart. Het eerste wat ik deed toen ik thuiskwam was decals opzoeken op Wikipedia. Wat blijkt: Het zijn helemaal geen ballen, het zijn plakplaatjes!
(A decal (pronounced /ˈdiːkæl, ˈdiːkəl, ˈdɛːkl/) or transfer (chiefly British usage) is a plastic, cloth paper or ceramic substrate that has printed on it a pattern that can be moved to another surface upon contact, usually with the aid of heat or water. Decals are commonly used on hot rod automobiles and plastic models. They are also used on guitars as a way of personalizing them.)
Waarom plakplaatjes ergens afgelikt moesten worden door Beefhearts schatje weet ik niet. Daar moet ik later maar eens over nadenken.
Over Low Yo Yo Stuff hoef ik niet na te denken. Afgezien van het verschrikkelijke, gifgroene Adidas-jack dat Frank Lammers in de voorstelling draagt, heb ik niks op de voorstelling aan te merken. (Dat is Gronings voor: Focking hell, wat goed!) Ko van den Bosch sleurt je, als in zijn beste Electrique-tijden, mee in een tekst die schuurt, kraakt, hallucineert, vloekt en spettert. Eén lange trip die alleen onderbroken wordt door muziek van Beefheart, uitgevoerd door vijf muzikanten die, als deze voorstellingreeks is afgelopen, zo doorkunnen naar de finale van Clash of the Coverbands. Om die vervolgens glansrijk te winnen. Wat hebben de Planteijdts, Buis, Van Barneveld en Heijerman zich die hondsmoeilijke muziek van The Captain weergaloos goed eigen gemaakt.
Low Yo Yo Stuff heeft alles wat theater zo enerverend kan maken: een consequente vorm, een bult energie, een krachtige, fascinerende tekst en een acteur die weet wat je daarmee moet doen. Lammers zou wat mij betreft iets charismatischer mogen wezen (hij laat wel heel erg de woorden hun werk doen) maar die schijnbare achteloosheid klopt ook wel weer bij het personage dat hij verbeeldt: een in de hersenkwabben van Beefheart vermorzeld wezen.
Met de muziek van Beefheart ben ik trouwens in de loop der jaren behoorlijk vertrouwd geraakt, maakt u zich daarover geen zorgen. Ik denk dat Tom Waits veel aan hem te danken heeft. En nog een paar anderen ook.