vrijdag 16 april 2010

Yo Yo Yo!


In 1970 verscheen de elpee Lick my decals off, baby van Captain Beefheart. Ik was veertien, had Beefheart net ontdekt via Zappa, die ik weer had ontdekt via een oom die fotografeerde en de muziek een beetje bij hield. Hij nam op zijn bandrecorder Supercleandreammachine integraal op en tijdens het oppassen op mijn neefjes luisterde ik zo naar Pink Floyd, Jefferson Airplane en dus ook naar Zappa.
Het was mijn muziek niet. Zappa niet en Beefheart ook niet. Mijn oren waren net een beetje gewend aan Led Zeppelin en The Doors. Zappa en Beefheart vond ik te moeilijk. Ik snapte die muziek niet.
Maar die titel, die intrigeerde. Die suggereerde iets heel geils. Mijn woordenboek kende geen decals. Zelfs mijn leraar Engels kende het woord niet zodat ik tot op de dag van gisteren heb aangenomen dat het een slang-woord was voor ballen. Testikels dus, geen voetballen.

Gisteravond moest ik terugdenken aan die decals. Ik bezocht Low Yo Yo Stuff van het Noord Nederlands Toneel, een voorstelling over Beefheart. Het eerste wat ik deed toen ik thuiskwam was decals opzoeken op Wikipedia. Wat blijkt: Het zijn helemaal geen ballen, het zijn plakplaatjes!

(A decal (pronounced /ˈdiːkæl, ˈdiːkəl, ˈdɛːkl/) or transfer (chiefly British usage) is a plastic, cloth paper or ceramic substrate that has printed on it a pattern that can be moved to another surface upon contact, usually with the aid of heat or water. Decals are commonly used on hot rod automobiles and plastic models. They are also used on guitars as a way of personalizing them.)

Waarom plakplaatjes ergens afgelikt moesten worden door Beefhearts schatje weet ik niet. Daar moet ik later maar eens over nadenken.

Over Low Yo Yo Stuff hoef ik niet na te denken. Afgezien van het verschrikkelijke, gifgroene Adidas-jack dat Frank Lammers in de voorstelling draagt, heb ik niks op de voorstelling aan te merken. (Dat is Gronings voor: Focking hell, wat goed!) Ko van den Bosch sleurt je, als in zijn beste Electrique-tijden, mee in een tekst die schuurt, kraakt, hallucineert, vloekt en spettert. Eén lange trip die alleen onderbroken wordt door muziek van Beefheart, uitgevoerd door vijf muzikanten die, als deze voorstellingreeks is afgelopen, zo doorkunnen naar de finale van Clash of the Coverbands. Om die vervolgens glansrijk te winnen. Wat hebben de Planteijdts, Buis, Van Barneveld en Heijerman zich die hondsmoeilijke muziek van The Captain weergaloos goed eigen gemaakt.
Low Yo Yo Stuff heeft alles wat theater zo enerverend kan maken: een consequente vorm, een bult energie, een krachtige, fascinerende tekst en een acteur die weet wat je daarmee moet doen. Lammers zou wat mij betreft iets charismatischer mogen wezen (hij laat wel heel erg de woorden hun werk doen) maar die schijnbare achteloosheid klopt ook wel weer bij het personage dat hij verbeeldt: een in de hersenkwabben van Beefheart vermorzeld wezen.

Met de muziek van Beefheart ben ik trouwens in de loop der jaren behoorlijk vertrouwd geraakt, maakt u zich daarover geen zorgen. Ik denk dat Tom Waits veel aan hem te danken heeft. En nog een paar anderen ook.

zondag 28 maart 2010

Koppelverkoop

Anderhalve week geleden reisde ik af naar Aalsmeer voor een screening. Ik had me opgegeven als kandidaat voor de cultuurhistorische quiz Slag bij Nieuwpoort. Ooit won ik de hoofdprijs in de vroegtijdig gesneuvelde quiz Kunstkoppen en ik had wel oren naar weer een snoepreisje of een geinig geldbedrag. Eergisteren kreeg ik per mail te horen dat ik niet geselecteerd was.
Dat verbaasde me niks. Van tevoren had de spreekstalmeester van dienst in zijn inleidende praatje gezegd dat kandidaten nadrukkelijk niet op hun sex appeal maar op hun kennis getest zouden worden. Ik gaf mezelf dus wel een kansje.
Maar wat kan een mens blunderen! Ik deelde Van Gogh in bij de foute kunststroming en wist niet dat een stuwadoor in de Rotterdamse haven werkt. Exit Luuk. Mijn directe tegenstander was een vrolijke kerel uit Emmen. Ik hoop van harte dat hij door is.

Ondanks het succesloze karakter van de trip was het een prettig dagje uit. De zon scheen en ik mocht 1e klas reizen. Zes uur treinen betekent zes uur lezen.

Toch zit me iets dwars. In het eerder aangehaalde inleidende praatje deelde de Meneer van Endemol ook nog mee dat het programma werd gecoproduceerd door de Stichting Nationale Sporttotalisator en dat, als we in aanmerking wilden komen voor een prijs, we ons moesten inschrijven als deelnemer aan de Lotto.
Het kan zijn dat ik me hier vergis want volgens de site van het programma werken ze samen met de BankGiroLoterij maar de genoemde instelling schreef een dag na de screening - ja, ze lieten er geen gras over groeien - 30 euro af van mijn girorekening.

Hier klopt iets niet, vindt u ook niet? Moet ik dit aangeven bij de Reclame Code Commissie? Die loterijen zijn toch ook gewoon commerciële instellingen? Wellicht bestaat er een constructie die
het mogelijk maakt dat deelnemers aan de quiz verplicht moeten meespelen aan een loterij maar dat kan toch nooit gelden voor deelnemers aan een screening?


donderdag 18 maart 2010

Sjaak Spier

Ik wilde over Shakespeare schrijven want hij drong zich weer aan mij op.

Eerst stiet ik tijdens het stofzuigen met mijn elleboog de poster van Circus Sjaak Spier van de gangmuur, waardoor de beschermende glasplaat in tientallen stukjes op de vloer uiteen spatte.
Toen bleek S. coauteur te zijn van Double falsehood, een sinds 1727 bekend stuk - alleen de titel al zou ons aan het denken moeten zetten.
Daarna verzocht @saskivla via Twitter om een Romeo & Julia-vertaling, waar ik op reageerde door haar mijn Komrij aan te bieden, de enige vertaling die in mijn boekenkast staat. Te moeilijk, vond ze.
Tenslotte is het deze week precies vijf jaar geleden dat het glas-in-loodraam met de beeltenis van Shakespeare in De Souffleur onthuld werd. De Souffleur is het café dat ik op 1 juli 2008 verkocht heb.

Veel op zichzelf staande feitjes die toch een verband lijken te hebben. Wat is de connectie? We hebben gebroken glas, dubbel bedrog, een te moeilijke vertaling en een café dat niet meer het mijne is. Geen lijk, geen dader, geen motief. Misschien moeten we de losse gegevens aan een nader onderzoek onderwerpen.

1. Gebroken glas

In 1986 werkte ik bij de lokale radio waarvoor ik twee cultuurprogramma's maakte, één op de zaterdag- en één op de zondagmiddag. Het eerste programma heette, geloof ik, De Uitgang. Het was een programma met een lichte toon, bedoeld om de Groninger luisteraars te informeren over de uitgaansmogelijkheden in Stad. We draaiden toegankelijke muziek, haalden gasten naar de studio voor korte interviews en brachten snelle reportages. Voor het tweede programma, waarvan de titel me echt ontschoten is, gingen we de diepte in. Ik mocht gerust een half uur met iemand praten over de Duitse toneelschrijver Heiner Müller vanwege een aan hem gewijd festival of, vanwege een film over het leven van de Japanse schrijver Yukio Mishima, 20 minuten Philip Glass draaien.
Voor één van beide programma's had ik de rubriek Het Luchtkasteel bedacht: in een tijdsbestek van vijf minuten mocht een BG-er zijn gedachten de vrije loop laten over de toekomst van Groningen. Een droom zonder beperkingen van welke aard dan ook. Politici mochten geen rekening houden met maatschappelijke krachtsverhoudingen, kunstenaars niet met financiële belemmeringen.
Op mijn lijstje van te vragen Luchtkasteel-deelnemers stond ook de naam van Just Vink, toen en nu nog steeds artistiek leider van Theater te Water. Op een avond in het Grand Theatre sprak ik hem aan en vroeg of ik hem iets mocht vragen. "Maar dan wil ik jou eerst iets vragen," antwoordde hij waarna hij me een rol aanbood in de nieuwe productie van Theater te Water.
Zo kwam het dat ik voor het eerst in mijn leven op de planken stond. In een bewerkt stuk van William Shakespeare met o.a. Bert Visscher, Frank den Hollander, Alina Kiers en Douwe Eisenga als medespelers en met prachtige liedteksten van Jan Veldman. Een voorstelling waar Michaël Zeeman, die toen nog voor de Leeuwarder Courant schreef, mooie woorden voor over had.

(wordt vervolgd)

dinsdag 16 maart 2010

Onnavolgbaar


Vorig jaar zomer wilde ik met Dion naar Parijs fietsen. Vanuit Groningen. Een wild plan dat we niet echt goed doordacht hadden.
Op de achtste dag logeerden we in een mooie villa in Vincémont, een dorpje in de zuidelijke Ardennen, bij een mevrouw die we gevonden hadden via een sympathieke vereniging die zich Vrienden op de fiets noemt. Een mevrouw met een fietsverleden die met een mengeling van bewondering en afkeuring onze fietsen monsterde. Waren we daarmee door de Ardennen gefietst? Ze vond dat we beiden per fiets minstens 15 versnellingen tekort kwamen.

Het was in die tijd dat ik begon te twitteren. Dat leek me een aardige manier om het thuisfront enigszins op de hoogte te houden van onze wederwaardigheden onderweg. Gemiddeld twee maal daags stuurde ik via twitpic een fotootje de wereld in.

Nu, negen maanden later, ben ik nog steeds een bescheiden twitteraar. Ik volg een kleine hoeveelheid mensen en een kleine hoeveelheid mensen volgt mij. Ik heb daar vrede mee.

De meeste mensen die ik volg ken ik persoonlijk maar ik volg ook enkele 'bn-ers'. Die hoeven maar aan één voorwaarde te voldoen: met hun tweets moeten ze af en toe een glimlach oproepen. Onder andere @KroosSara, @schemer, @wimdebie en @vkoblenko doen dat. Allemaal twitteraars met terecht duizenden volgers.

Soms reageer ik op hun tweets, zonder iets terug te verwachten. Het is als in een volle zaal om een verzoeknummer schreeuwen: je laat horen dat je er bent maar je weet dat er toch niet van de playlist afgeweken wordt.

Tot een paar dagen geleden. Ik had, als reactie op een tweet van Victoria Koblenko (8218 volgers), geschreven dat de tweede aflevering van Bloedverwanten me tegenviel. Ze wilde weten waarom. Ik reageerde. Zij reageerde terug.
Twee dagen later gebeurde hetzelfde met Krause (1650 volgers). Tweet, retweet, tweet, retweet.

Hoe doen die mensen dat? Hebben die een team voor zich werken? Het handjevol mensen dat ik volg zijn al goed voor tientallen tweets per dag. Alleen lezen vergt al discipline, laat staan erop reageren.

Ik wil deze zomer weer gaan fietsen en veel twitpics de wereld in sturen. Ik weet nu al dat ik niet zal reageren op reageerders.


zondag 14 maart 2010

Samen lezen


Het geeft me een ongemakkelijk gevoel.
Als ik in de bioscoop zit, of in de schouwburg, als ik in Simplon sta, of in De Oosterpoort, heb ik er geen last van. Integendeel, dan is het zelfs een voorwaarde.
Het samen zijn, het deel uitmaken van een publiek.
Met lezen is dat anders. Althans, met het lezen van hetzelfde boek.
Gisteren zat ik samen met meer dan 210.000 anderen Duel te lezen in de trein. Nu ik dat opschrijf vind ik dat een mooie gedachte. Een boek met een publiek waar het grootste festival slechts van kan dromen: meer dan 210.000!
Bij mij in de coupé zaten er vier. Drie oudere dames en een jongen van een jaar of twintig. Het leidde af. Het voelde als iets impertinents, als een inbreuk op mijn privacy.
Als ik lees ben ik samen met mijn boek op een onbewoond eiland. Daar maken we onze eigen wereld.
Gisteren was dat eiland ontdekt door anderen die zonder respect deden alsof het hún eiland was. Ze banjerden over paden die ik zorgvuldig had schoongekapt en vleiden zich op door mij fris gemaaid grasland. De meest brutalen meenden delen van het eiland te kunnen betreden waar ik nog nooit geweest was.
Hoe durfden ze!
Ik weet het, ze hadden geen kwaad in zin. Het was een georkestreerde actie waarbij ook zij eerder slachtoffer dan dader waren. Onschuldigen die verleid waren door een mooie aanbieding.
Het leverde een ongemakkelijk gevoel op, meer niet.

Ik sloot mijn ogen en liet me op de geruststellende cadans van de trein naar mijn eindbestemming rijden.
Dat eiland is er vandaag ook nog.